Bij de eerste sportevenementen was de prijs van de winnaar een “lauwerkrans” geweven van olijf- of kassiatakken.Op de eerste Olympische Spelen van 1896 ontvingen de winnaars zulke ‘lauwerkransen’ als prijzen, en dit bleef zo tot 1907.
Sinds 1907 hield het Internationaal Olympisch Comité zijn uitvoerend comité in Den Haag, Nederland, en nam formeel een besluit om goud, zilver en brons toe te kennenmedaillesaan de Olympische winnaars.
Vanaf de 8e Olympische Spelen van Parijs in 1924 nam het Internationaal Olympisch Comité verder een nieuw besluitmedailles uitreiken.
In het besluit staat dat Olympische winnaars ook een certificaat van onderscheiding zullen ontvangen wanneer zij hun diploma uitreikenmedailles.Medailles voor de eerste, tweede en derde prijs mogen een diameter van niet minder dan 60 mm en een dikte van 3 mm hebben.
Goud en zilvermedailleszijn gemaakt van zilver en het zilvergehalte mag niet minder zijn dan 92,5%.Het oppervlak van het goudmedaillemoet ook verguld zijn, niet minder dan 6 gram puur goud.
Deze nieuwe regelgeving werd ingevoerd tijdens de negende Olympische Spelen van Amsterdam in 1928 en is nog steeds van kracht.
Posttijd: 19 augustus 2022